Toen hij de volgende ochtend zijn veters strikte, werden de lussen als vanzelf wat wijder en sierlijker dan gewoonlijk, alsof hij feestslingers aan zijn hardloopschoenen bevestigde. Hij kamde zijn haar zorgvuldig in model en spoot er wat aftershave op, ging op pad. Het gras was opnieuw bevroren, de zon stond op exact dezelfde hoogte boven de horizon toen hij het kronkelende zandpaadje tussen de weilanden betrad. En ja, ze was er! Daar kwam ze al aan met haar oude hond! Perfect, perfect, perfect!
Haar krullen vielen losjes over de opstaande kraag, en nu keek ze hem vluchtig aan tijdens zijn nadering. Hij meende een zweem van een glimlach te zien. Haar sjaal zat vandaag niet zo hoog. Zijn hart sloeg een slag over.
Opnieuw nam hij zijn denkbeeldige hoed af, iets zwieriger dan gisteren, en wenste haar goedemorgen. In het passeren wentelde hij om zijn as, hij sloot af met een klein buiginkje. Daarbij struikelde hij bijna over zijn voeten.
“Goedemorgen mijnheer” klonk hem vrolijk na. Iets te vrolijk misschien. Dreef ze de spot met hem? Nee, nee, nee, niet doen. Niet overal iets achter zoeken. Op zo’n prachtige dag moest je de dingen nemen zoals ze zich presenteerden, met een straaltje zonneschijn.
Goodmorning, bonjour, gutentag. Dat is overal ter wereld genoeg. Een klein ochtendritueel, terwijl de wereld om ons heen verkruimelt. Hongersnood in Yemen. Genocide op moslims in Birma. De nieuw opkomende jodenhaat. Oorlogmisdaden in Oekraïne. Kindermishandeling. Mass shootings. Corona en coronacomplotten. Je kan erom huilen. Maar je kunt er maar beter om lachen. Twee mensen op een bevroren ochtend, die elkaar groeten als 19e-eeuwse kennissen, met een denkbeeldige hoed tussen ons in. Een klein gelukje.
Er was nu al een week verstreken waarin ze elke ochtend de man met zijn fantasiehoed tegenkwam. Elvira vond het wel grappig. Hij had duidelijk een zwak voor haar en hij was er niet mee gestopt toen ze de sjaal had laten zakken. Dat was haar standaardtest. Maar nee, hij was alleen maar enthousiaster geworden. Een beetje flauw was het wel, elke ochtend die hoed, waarom begon hij na twee of drie dagen niet gewoon een gesprekje? Niets was makkelijker dan een gesprekje over Resa beginnen. Iedereen begon altijd een gesprekje over Resa. Maar goed. Zoveel tijd had ze ’s ochtends ook niet. Verwachtte hij meer respons van haar kant?
Het gebeurde in de tweede week. Hij merkte het al aan de manier waarop ze aan kwam lopen. Ze liep wat bedachtzamer, ze keek wat meer naar hem, alsof ze hem probeerde te peilen. En kijk – op het moment dat hij wilde groeten, hief ze haar hand op naar een plek minstens 40 centimeter van haar hoofd af, en tilde een enorme denkbeeldige hoed op. ‘Goedemorgen, mijnheer’ zei ze.
Hij verloor bijna zijn evenwicht. Ze had hem afgetroefd. Wat een meid! En ze had het overtuigend gedaan. Hij zag precies wat voor hoed ze bedoelde: een grote roomwitte dameshoed met een brede rand en linten en struisvogelveren en mogelijk zelfs een klein vogelnestje bovenop. Een echte dameshoed uit de 19e eeuw. In een reflex had hij al ‘goedemorgen’ teruggezegd zonder zijn hoed af te nemen. Nee, zo zijn we niet met Wim getrouwd! Snel greep hij zijn hoed, en hief hem haastig op. Voor een uitgebreide zwaai was geen tijd meer. Een beetje in de war liep hij verder. Hoe zag zijn eigen hoed er eigenlijk precies uit? Daar had hij nog niet zo goed over nagedacht. Maar als zij met een authentieke verzonnen hoed van haar betovergrootmoeder kwam aanzetten, kon hij niet met een feestwinkelhoedje aankomen.
In de volgende ochtenden werkte hij aan zijn hoed. Als hij aan kwam lopen, betastte hij het gevlochten koordje rond de band, of het nog goed zat. Hij zou haar wel eens laten zien wat een echte hoed was. Een groene vilten hoed met een klein roofvogelveertje in de band, nee, een struise fazantenveer! Hij vouwde zijn vingers tot een driehoek en pakte daarmee de punt beet. Hief hem zwierig in het ochtendlicht en beantwoordde haar ochtendgroet. Als ze zich maar niks aan haar hoofd haalde. Groter was niet altijd beter!
Regelmatig gebeurde het nu dat de hoed bijna van haar hoofd afwaaide, als ze aan kwam lopen met haar labrador, dan hield ze met haar rechterhand het gevaarte ferm op haar kruin geplant. Mooi was ze wel, maar slim? Ze kon beter een praktische hoed kiezen. Van wind had hij met zijn Alpenjagershoedje geen last. Geen storm kreeg die hoed eraf. Hij begon zelfs een beetje te knellen. Soms moest hij zichzelf eraan herinneren dat de hoed denkbeeldig was. Hij had er vaker last van in de late winter, vroege lente, zo’n knellend gevoel rond zijn hoofd. In dit jaargetijde moest hij altijd extra op zijn gezondheid passen.
Haar hond had er ook een beetje last van, leek het. Die sleepte tegenwoordig achter haar aan, de neus dicht bij de grond. Het was geen prettig gezicht. Maar dit jaargetij werkte op ieders stemming, dat mocht hij die hond niet kwalijk nemen.