Tweesprong
vertaald door Onno Kosters
Mijn lichaam, nu we niet zo lang meer zullen optrekken tezamen
voel ik stilaan jegens jou een zachtmoedigheid ontstaan, primitief en ongeproefd,
als wat ik me herinner van de liefde toen ik jong was –
de liefde met zijn dikwijls dwaze doelstellingen,
maar nimmer dwaas zijn voorkeuren, zijn zindering.
Te veel bij voorbaat opgeëist, te veel onmogelijk te beloven –
Mijn geest is zo bevreesd geweest, zo driftig:
vergeef hem zijn wreedaardigheid.
Als ware hij die geest beweegt mijn hand over je heen, omzichtig,
om geen aanstoot te geven,
maar dorstend, uiteindelijk, naar zijn vertolking in het vlees:
de aarde is het niet die ik straks mis,
jij bent het die ik straks mis.