Je kunt niet off grid gaan in Nederland, maar je kunt je wel terugtrekken uit de openbare ruimte. Binnenblijven en met cash betalen, vliegvelden en stations vermijden en je smartphone in de Noordzee gooien. In 2016 verzocht mijn familie me dringend om een smartphone te nemen zodat ik onderdeel kon zijn van onze familie-whatsappgroep. In 2018 maakte ik een Instagram profiel aan dat ik in 2020 weer verwijderde en in 2021 uit eenzaamheid weer activeerde. Ik viel steeds dieper in tunnels wanneer ik eenmaal begon te scrollen, vergat te eten en te slapen. Werd lichaamsloos, niet omdat ik een coole avatar optuigde en rondhing in een virtuele hotellobby, maar omdat ik geen honger of pijn meer voelde in de realiteit.
De onmogelijkheid van terugtrekken
Jenny Odell, de schrijfster van How to do nothing: resisting the Attention Economy (2019) hamert er in haar essayboek op dat elke seconde op een sociaal platform geld betekent voor Meta. Daarom zullen sociale platformen er alles aan doen om onze aandacht vast te houden. Zo wordt onze nieuwsgierigheid, onze creativiteit en onze diepmensenlijke behoefte aan verbinding met anderen, tegen ons gebruikt.
Bloeiend online activisme zoals Black Lives Matter en #metoo brengt gigantische maatschappelijke veranderingen teweeg in de fysieke wereld en de waarde van vrije uitwisseling van ideeën mag nooit worden onderschat. Maar kunstenaars en activisten kunnen zich op sociale media alleen manifesteren binnen een vormgeving die niet ontwerpen is naar de menselijke maat. Want al lijkt de online omgeving een paradijs of een hel vol natuurwetten, het blijft een vormgegeven realiteit waar iemand geld verdient aan alles wat ons het meeste in de ziel raakt.
In haar essay ‘De onmogelijkheid van terugtrekken’ onderzoekt Odell waarom zoveel communes in de jaren 60 faalden: de bewoners die een nieuwe utopische maatschappij ver van de gevestigde maatschappij wilden stichten, hielden dit vaak niet vol. De drop-outs van de sixties liepen grofweg tegen twee problemen aan: hun woongroep viel uit elkaar door een slechte balans tussen de individuele behoeften en het groepsbelang. Bewoners herhaalden oude patronen en ingesleten genderstereotypen: vrouwen deden opvallend vaak de afwas. Of er werd uiteindelijk toch een streng systeem opgesteld om de commune te laten draaien waardoor de vrijhijd opnieuw werden ingeperkt. Dan ontstond een machtsstrijd: wie mocht dit systeem ontwerpen?
De utopie van Skinner
Onder de communestichters in de jaren zestig was het boek Walden Two (1948) van B.F. Skinner populair. Skinner, een psycholoog en gedragswetenschapper die faam verwierf met de uitvinding van de baby-box, een doos waarin je een baby volgens hem perfect op kon voeden, beschreef in zijn boek een utopische samenlevingsvorm waarbij een wetenschapper de bewoners impliciet had geprogrammeerd om voorspelbaar gedrag te vertonen. Dat diende de maatschappij en daardoor haar bewoners. Al die bewoners waren toevallig hetero, wit en beeldschoon. Dit soort social engineering zou volgens Skinner een vervanging moeten zijn voor politiek en leiderschap: iedereen levert een geautomatiseerde bijdrage aan het geheel. De bewoners hielden zich aan hun programmering en waren daardoor ‘vrij.’
In de utopie van Walden Two is geen plaats voor vriendschappen. In de bibliotheek staan geen geschiedenisboeken. Er is geen behoefte aan het verleden, aan onderdeel zijn van een plaats of een tijd. Ook is er geen plek voor herinneringen, voor alles wat ons als mensen vaag, veranderlijk en ongrijpbaar maakt. Er is geen diversiteit en elke vorm van grilligheid is uitgebannen. Een utopie vol voorspelbare arbeidskrachten en mensen als merken. Statisch als een McDonalds, ook al zo’n plek zonder klokken. Mensjes als Mcnuggets die in 119 landen ter wereld dezelfde vorm hebben: de bel, de bal, de laars en het bot.
Odell schreef haar boek in de nadagen van de verkiezingszege van Trump en stelde dat het enige wat ze kon doen om weer grip te krijgen op de realiteit ‘helemaal niets’ was.