Op alle Irakese universiteiten moesten studenten die onderzoek wilden doen of een masterscriptie wilden schrijven, op zoek gaan naar mensen die naar Jordanië reisden en binnen korte tijd weer naar Irak terugkeerden, zodat ze een paar boeken of bronnenmateriaal uit het buurland voor hen konden meebrengen. Het embargo had dus zelfs pen en papier in zijn greep gekregen. De prijzen waren hoog en de meeste studenten waren niet in staat om bronnenmateriaal aan te schaffen. Er heerste schaarste; er waren geen medicijnen en er was geen voedsel en water. Amerika en de internationale gemeenschap hebben gedurende de jaren van het economisch embargo de infrastructuur van Irak vernietigd, met een nietsontziende wreedheid en zonder enige schaamte. Daar kwam nog bij dat de adem van de mensen werd afgeknepen door de ijzeren greep van de dictator, waardoor de problemen van het embargo nog groter werden. Voor mij persoonlijk gold dat ik tijdens mijn studie geen films of voorstellingen in de straten, stegen en buurten van Bagdad kon maken, zonder samen met mijn medestudenten in de klauwen van de veiligheidsdienst te belanden. De ene keer was het de politiecel en de andere keer waren het de kamers van partijkameraden, of het gebouw van de bijzondere veiligheidsdienst. De dictator wilde domineren, heersen, moorden en martelen, zonder dat iemand zich bemoeide met zijn filosofie over macht: dat hij de enige, unieke leider was.
Nog een keer de jaren negentig. Alles was afgesloten, grauw, verstikkend. Mijn boeken waren mijn reservelong. Door mijn boeken kon ik rustig ademhalen, terwijl ik tandpasta, scheermesjes, sigaretten en andere spullen op straat verkocht. Op een dag zat ik op een drukke markt op een leeg blik onder de brandende zon ‘Voorwaardelijke vrijheid’ van Octavio Paz te lezen, toen een klant kwam vragen of ik iemand kende die slaappillen op de zwarte markt verkocht. Ik wees aarzelend naar de slaaptabletten en dook zelf weer onder in een andere ‘vrede’: de literatuur, de ‘voorwaardelijke vrijheid’.
Tijdens mijn filmstudie had ik geen specifieke politieke voorkeur. Mijn honger naar en liefde voor de vrije meningsuiting door middel van de kunst en het schrijverschap, dreef me om te blijven werken en het festijn van de Irakese pijn met behulp van de verbeelding te verdragen. Natuurlijk heeft me dat veel ellende gekost. Ik werd permanent bedreigd en heb korte periodes in de gevangenis gezeten, waar ik werd gemarteld. Uiteindelijk was ik gedwongen het land te verlaten, vanwege de intimidaties en de voortdurende vervolging van de Baath-partij. Mijn eerste stop was Iraaks Koerdistan, in de stad Soelaimaniyya. In die tijd was Koerdistan een min of meer veilig gebied, onder de protectie van Amerika en de Verenigde Naties. Daarna ging mijn reis verder richting Europa. Mijn vluchtreis van Bagdad naar Helsinki heeft vier jaar geduurd. Ik ben te voet de grenzen van ontelbare landen overgestoken en ben bij meerdere grenzen bijna het leven verloren. Meestal antwoord ik op de vraag hoe ik in Finland terecht ben gekomen, met: ‘O, te voet, en de reis heeft maar vier jaar geduurd.’
Ik liep. Omwille van de vrijheid van meningsuiting. Om te kunnen schrijven. Ik ben het huis uitgegaan, op de vlucht voor de gevangenis van de dictator, omwille van de kunst en omwille van de literatuur. Mijn verbeelding was mijn kompas.
Hoe moet ik aan anderen uitleggen dat boeken mijn leven hebben gered?
Sinds mijn jeugd zijn boeken en lezen een school voor mij geweest. Een school die ik nooit heb willen verlaten. Iets anders heb ik niet nodig.
Mijn vriend Adnaan Moebarak schreef me een keer in een e-mail: ‘Lezen, lezen, lezen: de balsem die altijd werkt en de gewrichten van ons leven smeert, om te voorkomen dat de roest die het dagelijks leven met zich meebrengt zich ophoopt. Ik moet erkennen dat ik jaloers ben op de volharding waarmee je blijft doorlezen. Ikzelf word beheerst door een schrijfobsessie. De weegschaal gaat dag en nacht op en neer.’
Elk boek is papiergeld met twee kanten: de verbeelde betekenis en de gebeitelde betekenisloosheid.
Alle gedachten zijn munten van lucht, waar bedelaars om vragen op de bodem van de zee.
Alle verlangens zijn roestige munten die door de tijd worden geweigerd.
Het hele leven is een munt van vuur in de zak van een papieren man.
Alle doden zijn munten van as.
Regen is een munt waarvan de waarde gelijk is aan de munt van dorst.
Alle oorlogsgoederen zijn een compensatie van de gouden munten van het bloed dat is vergoten.
Alles wat we kopen met de munt van de angst is kostbaar als een geheim kleinood.
Alle bomen zijn gespaarde munten.
Alle liefdadigheidswinkels kun je kopen met de munten van het kwaad.
Alle Arabische banken zitten vol met munten van wanhoop.
Alle broekzakken van de liefde zitten vol met gaten waar munten van ijs doorheen vallen
Alle opstanden van levenden zijn munten van zand, die minder worden door de werkloosheid van dag en nacht
Alle gevoelens verwelken op de aandelenbeurs van het leven
Alle hoop is afhankelijk van het wachten op munten die niet vals zijn
Elk bankroet op de markt van het leven
Alle mannen en vrouwen wisselen in bed munten uit
Alle geluk is een munt in de hand van een hongerig kind
Alle mensen zijn mysterieuze munten
Alle dromen rinkelen twee maal, als munten die op de bodem van de geest vallen
Alle geboortes zijn munten die worden gestolen door de begraafplaats
Dit hele gedicht is een uitgestorven munt
Mijn hele leven is een doorboorde munt, die ik om de nek van het moment hang
Alle twijfels zijn munten van diamant
Alle brandkasten op de wereld worden geplunderd door de zinloosheid
Hoe vaak heb ik niet gewanhoopt in mijn leven, omdat ik tijdens het schrijven het gevoel van sterven niet kon vatten? Het gevoel dat je schrijft alsof je, zodra je de laatste punt hebt gezet, zult sterven. Maar dat was een moeilijk gevoel, dat niet binnen handbereik lag, want het leven heeft zijn gelijke in de dood en je kunt niet toestaan dat iemand die nog ademt zich in die diepe duisternis stort, al is zijn wanhoop nog zo groot. Het kan immers niet anders dan dat het leven altijd een greintje hoop in de harten van de mensen achterlaat, om te verhinderen dat ze voor eeuwig door de wormen worden opgevreten. Het is een onzichtbare anti-bacterie: de bacterie van de verbeelding.
Later zijn dit soort kleine gedachten over het schrijven plotseling uit de hemel van mijn leven verdwenen. Op een koude winteravond was ik op weg naar de bioscoopzaal. Door het kijken naar films probeerde ik weer aan het schrijven te raken, maar ook die pogingen waren niet erg succesvol. Al lopend struikelde ik over bittere eenzaamheid, die op de weg lag. Eerst moest ik hard lachen, maar daarna zweeg ik als een vals genie en dacht: schrijven is niets anders dan een bescheiden woonkamer om magie te bedrijven en geen machine om het leven mee te maken, domkop! Ik leef het dagelijkse leven als iemand die probeert de geest van een bloem in het lichaam van een dode kikker te blazen. Wie weet in welk gat ik morgen zal vallen. De paden zijn extreem duister en de verlichting is niet meer dan een theatrale truc.
Dit schreef ik op mijn persoonlijke facebook-pagina: ‘Er is een algemene theorie dat literatuur de grootste oorlog is tegen stereotype beelden, tegen clichés. Wat is jouw persoonlijke antwoord daarop? Waarom is literatuur belangrijk?’
Hieronder volgen voorbeelden van antwoorden van mijn vrienden en volgers uit mijn land Irak: