Mijn betovergrootvader zette zich bijvoorbeeld samen met een committee van zwarte activisten in om van de afschaffing van de slavernij een feestdag te maken – wat we nu kennen als ‘Keti Koti’. Het heeft dus wel zin gehad. Maar omdat de geschiedenis ervan minder bekend is wordt de oproep van vandaag de dag om van Keti Koti een nationale feestdag te maken, door tegenstanders afgedaan als een trend van nu, terwijl hij en zijn committee zich hier een eeuw geleden al voor inzetten.
Dat waren, net als de illusionisten, ook mannen met een pak en hoge hoed, en tja, het lijkt ook toegeven aan het westers ideaalplaatje, poserend voor een koloniaal gebouw. Maar het voelt ook als een soort middelvinger, van: kijk, wij kunnen dit ook. We zijn hier, neem ons serieus.
Wat ik door het kostuum heen zie is een groep krachtige mensen. Strijdbaar en georganiseerd. Ik vind het een hoopvol beeld, uit een tijd waarin mensen van kleur nog lang niet als gelijken van de witte bevolking in Suriname werden gezien. Mijn betovergrootvader staat helaas niet op de foto, omdat hij al te ziek was en niet lang daarna zou komen te overlijden in 1914.
Black Herman overleed 20 jaar later op 44-jarige leeftijd op het podium. Hij kreeg een hartaanval en het publiek dacht in eerste instantie dat het erbij hoorde. Er was een groep mensen die het zelfs niet geloofde toen hij al in zijn kist lag. Zijn bijbelse truc van het levend begraven worden, was namelijk zijn bekendste. Mensen kwamen massaal naar zijn lichaam kijken. Het was zijn laatste optreden. Zijn vaste assistent had er een flinke taak aan om de menigte allemaal een kijkmoment te gunnen toen hij opgebaard lag. Maar op het toneel kan alles, dus het lukte natuurlijk.
Herman speelde zelf ook met het idee van onsterfelijkheid in zijn voorstellingen en noemde het als zijn oplossing om van de Ku Klux Klan af te komen. ‘Ze zijn een uitstervend ras, de racisten, en wij zullen ze overleven,’ zei hij.
Ik weet niet precies hoe hij dit voor zich zag, maar het doet me denken aan toen ik tijdens het onderzoek van Saboteurs de straat opging en met mensen in gesprek ging over dubbelbewustzijn. Een Aziatische vrouw vertelde me dat ze haar hele leven al jonger wordt geschat. In haar twintigerjaren vond ze het leuk, maar nu ze zelf een dochter heeft, wil ze gewoon als vrouw gezien worden – niet meer als een meisje.
Een cliché over zwarte mensen is ook dat ze er jonger uitzien omdat ze minder snel zichtbare rimpels krijgen en er daardoor volgens de witte norm jonger uitzien. Misschien is dat waar Black Herman meespeelde. Hij draaide de verkeerde perceptie naar zijn voordeel. Of misschien zag hij al in dat de Klansmen zouden verdwijnen.
Of trap ik er weer in om het te willen verklaren en gaat het niet om hoe, maar waarom.
Goocheltrucs of illusies spelen met je verwachting, met je perceptie van de wereld. Het laat zien dat dingen kunnen veranderen die muurvast lijken. Misschien is dat wat Herman met zijn uitspraak over de Klansman bij mij teweeg wilde brengen. Ik heb me laten verleiden door het goochelen. Ik heb een jaar geoefend met goochelen en Daphne schreef voor het eerst een toneelstuk.
Het is een stuk geworden vol onbetrouwbare vertellers en een geheimzinnige buurman die veel weg heeft van Black Herman en Henry Box Brown. Een saboteur.
En ik speel een jonge illusionist die probeert uit te vogelen wat zijn buurman hem allemaal leerde en waarom.