Wat zou er gebeuren als hier opeens de pleuris uitbreekt, als ik opeens op een plek woon waar mijn vrijheid niet meer vanzelfsprekend is? Ik probeer daar zo veel mogelijk over na te blijven denken, hier waar alles ogenschijnlijk rustig is, dus lees ik de dichter Ilya Kaminsky (Odessa/Amerika), die aan het einde van zijn bundel Dovenrepubliek schrijft: I once found myself in a peaceful country. I watch neighbours open / their phones to watch / a cop demanding a man’s driver’s license. When the man reaches for his wallet, the cop shoots. Into the car window. Shoots. / It is a peaceful country.
Wat zijn we goed geworden in argeloos en lijdzaam toekijken, denk ik als ik de bundel dichtsla en in mijn leeshoek voor me uit tuur, de straat op. Wat zijn we goed geworden in van stilte waardigheid maken, denk ik, en sla de dichtbundel weer open bij het begin. Nog een keer wil ik zien hoe Kaminsky stilte en verzet op een gruwelijke (en soms komische) manier binnenstebuiten keert en aan elkaar verbindt. In Dovenrepubliek, waar hij me naar het bezette dorp Vasenka brengt, vraagt hij wat je eigenlijk kan doen als je land bezet wordt? En wat voor rol kunnen zwijgen, niet horen en stilte daarin spelen?
Wat kan Mamma Galja in Dovenrepubliek bijvoorbeeld meer doen, dan haar poppentheater in haar dorp Vasenka draaiende houden ondanks de bezetting en haar poppenspel-meisjes instrueren om in stilte de soldaten die haar woonplek innamen een voor een te vermoorden? Wat kan Mamma Galja doen als dit ontdekt wordt door de bezetter en al haar meisjes worden geliquideerd, alle vijftig? Wat kan ze doen als de Tednastraat in haar geliefde Vasenka vervolgens wordt gebombardeerd, als de moeders van de vijftig meisjes haar aanvallen omdat zij hen indirect de dood heeft ingejaagd? Is wat Mamma Galja heeft bedacht een kleine revolutie of wat minder lang uitgestelde executie?
Galja zwalkt over het centrale plein van Vasenka, waar Alfonso, die een soldaat vermoordde in ruil voor een krat sinaasappelen, opgehangen is, en wordt van alle kanten aangevallen door mededorpelingen, die niet onderdrukt willen worden, niet gedood willen worden, maar ook geen verzet durven plegen. De enige weerstand die iedereen biedt (misschien de enige veilige weerstand om te bieden), is collectief pretenderen doof te zijn. Gezamenlijk wijzen de inwoners van het bezette Vasenka naar hun oren als Galja tegen hen schreeuwt nadat haar poppenspel-meisjes zijn vermoord. Ze sluiten geruisloos hun ramen. We horen je niet.
In Dovenrepubliek, geschreven in 2019, toont Kaminsky een wereld die overal in het nu plaats kan hebben; in een land als Belaroes, Oekraïne, Rusland, in Moldavië, Georgië, in een wereld waar dorpelingen een eigen gebarentaal met elkaar bedenken, zodat de bezetter hen niet kan begrijpen. Ik lees over Sonja, net moeder geworden van Anoesjka, die weg wordt gevoerd in een pickup-truck en naakt tentoon wordt gesteld onder een banner met daarop de woorden TROOPS ARE FIGHTING FOR YOUR FREEDOM. Om haar nek hangt een bord: I RESISTED ARREST.