Ik vraag me af of dit is waarom ‘Someday We’ll All Be Free’ zo diep resoneerde met Zwart Amerika, ondanks Howards bewering dat het niet over collectieve bevrijding ging. Omdat de stem herkend werd van iemand die vocht voor helderheid in een mist van tegenstrijdigheden. Omdat men leefde op een manier die niet overeenkwam met het officiële verhaal.
Er is een video van Donny die optreedt met Roberta Flack, opgenomen in de VPRO-documentaire ‘Mister Soul’. Kijk naar zijn gezicht wanneer hij niet zingt, hoe zijn ogen soms afdwalen naar een midden-afstand waar iets anders gebeurt. Kijk dan hoe aanwezig hij wordt wanneer de muziek weer begint, alsof de noten een pad creëren dat hij kan volgen, terug naar deze wereld.
Ik ken mensen met Autisme Spectrum Stoornis die muziek beschrijven als de meest betrouwbare vertaler die ze hebben. Hoe bepaalde liedjes hun gedachten kunnen ordenen wanneer woorden alleen een wirwar worden. Hoe ritme een touw kan zijn om vast te houden wanneer sensorische overbelasting dreigt hen onder te dompelen.
Ik stel me Donny’s piano voor als zowel anker als reddingsboot. De tegenstrijdigheid daarin is belangrijk.
In 1971, twee jaar voor ‘Someday We’ll All Be Free’, toonde het Stanford Prison Experiment aan hoe snel gewone mensen instrumenten van onderdrukking konden worden onder de juiste omstandigheden. Macht corrumpeert het snelst wanneer het de dragers ervan overtuigt dat ze rechtvaardig handelen, wanneer het wreedheid vermomt als noodzakelijke discipline.
Zo vallen naties in duisternis. Niet in een keer, maar in stappen, gerechtvaardigd door redenen die bijna redelijk klinken als je niet goed luistert naar de mensen die vanaf de zijlijn schreeuwen dat er iets mis is.
Donny wist dat er iets mis was. De tragedie is dat hij het kwaad volledig in zichzelf plaatste.
Ik speel ‘Someday We’ll All Be Free’ soms op zondagochtenden, terwijl het licht schuin door de jaloezieën valt. Het strijkersarrangement van Arif Mardin stijgt op als een getij dat alles zou kunnen optillen – zelfs de zwaarste delen van onszelf – al was het maar voor drie minuten en vijfenveertig seconden. Donny zingt, en voor eventjes geloof ik hem.
Ik geloof dat de wereld die hem niet kon redden, de rest van ons misschien nog wel kan redden.
Ik geloof dat de geest die hem verraadde, de rest van ons misschien nog de weg naar huis kan wijzen.
Ik geloof dat vrijheid mogelijk is, zelfs als Donny zelf niet in leven kon blijven om het te zien.
Dit is het geschenk en het hartzeer van het lied. Het biedt een belofte waar zijn schepper niet van kon profiteren.
Er is hier geen nette conclusie. Donny Hathaway sprong uit een hotelraam. Regeringen gebruiken nog steeds de machinerie van twijfel om bevolkingen te controleren. Mensen met Autisme Spectrum Stoornis worden nog steeds elke dag wakker in een wereld die een vreemde taal spreekt, die niet gebouwd werd met de specifieke werking van hun brein in gedachten. Elke dag is een dans van vertaling, een onophoudelijke choreografie tussen hun innerlijke ritme en de wereld die hen maar half verstaat en dat maar nauwelijks probeert.
Maar er is nog steeds die stem, die strijkers, dat moment waarop het lied zijn hoogtepunt bereikt en dan zichzelf weer zachtjes tempert, als iemand die voorzichtig een breekbaar voorwerp op een plank zet.
Er is nog steeds de mogelijkheid die in die titel besloten ligt: ooit.
Niet vandaag. Niet morgen.
Maar ooit.
En tot dat ooit aanbreekt, is er het werk van vertaling. Van verzet. Van geloven in een toekomst die je misschien niet zult meemaken.
Er is het werk van toch zingen.