In Siddharta vertelt Hermann Hesse over een reiziger, een zoeker. Iemand die veel vragen heeft en het leven als lijden ziet, een eindeloos lijden. Op zoek naar antwoorden op zijn vragen en verlangen naar het ware zelf belandt hij, na een reis vol storing en afleiding, bij een rivier. Een rivier die hem met open armen omarmt, hem naar zijn innerlijke toevluchtsoord wijst, hem leert lief te hebben, te zijn, te begrijpen, van de eenvoud te genieten, als een kind.
Is dat niet wat wij nu, hier, meer dan ooit nodig hebben? Een kijkend oog, een luisterend oor voor de natuur. Aandacht voor ons innerlijke kind dat een wild dier aan het worden is omdat er van hem verwacht wordt om volwassen te zijn, zich te gedragen, mee te doen aan de zinloze spelletjes van groter, beter, sneller en niet te lang in de natuur te blijven hangen.
De kans dat u dit boek al kent en gelezen hebt is groot maar ik wil u vragen dit boek nog een keer te lezen en Siddhartha als een staatsburger te zien die het zoeken naar de ware menselijke bestemmingen niet wil opgeven.
In zo’n land, omgrensd met de natte handen van het water, mis ik de aandacht voor het water. Ik mis iemand die Water heet, Rivier, Regen, Mist, Wolk, Golf, Zee.
Ik mis ‘Rivierendag’; een vrije dag ter ere van de rivieren waarin iedereen stilstaat bij de rivier en haar bestaan. Een dag waarop iedereen iets blauws zou dragen, de hele dag in de buurt van een rivier zou verblijven en van het moment zou genieten ongeacht het weer.
Ik mis ‘Wolkendag’; een dag om de ontelbare schoonheid van de wolken in dit land te waarderen. Hoe ze op de dromen van de hemel lijken, hoe ze veranderen, blijven, groeien, verdwalen, hoe echt en nep ze tegelijkertijd zijn, net als het leven. Op die dag zou iedereen de hele dag water drinken, het schone, lekkere water van Nederland. Naar de verhalen van de vissers luisteren; op tv, in de radio en de krant, over de rivier, over de wolken.
Misschien zullen we dan onze hoofden boven de grote waterdruppel uit kunnen steken en naar de rivieren in onszelf kijken die, veronachtzaamd, aan het verdrogen zijn. Naar de rivieren die overstromen, de eilanden die onderlopen, de bomen waarvan het slaapritme verstoord raakt. Naar de mens in onszelf die zwak, klein en breekbaar is, behalve wanneer hij denkt en verhalen bedenkt. De mens die weet dat hij nooit het grootste of het belangrijkste bestaan in deze wereld zal zijn en juist daarom voortdurend probeert om dat tóch te worden.
Om ons kleine zelf terug te kunnen vinden, om de zeeën in ons te kunnen horen, moeten we eerst de natuur leren verstaan. Om de natuur te kunnen begrijpen moeten we er meer tijd in en aan besteden. Laten we het vaker hebben over de natuur, er aandachtiger naar luisteren en kijken.