Lisa Hallidays Asymmetry behoort voor mij, samen met Percival Everetts Erasure, Maggie Nelsons The Argonauts, Ocean Vuongs On Earth We’re Briefly Gorgeous, Eula Biss’ Having and Being en Jennifer Egans A Visit from the Goon Squad, tot de voorhoede van de Amerikaanse romankunst van de afgelopen twintig jaar. In Hallidays roman spelen nationaliteit, kansen(on)gelijkheid en internationale betrekkingen een grote rol. De roman speelt op meerdere continenten en raakt aan veel: seksisme, studieschuld, succes, racisme, intolerantie, onverdraagzaamheid, onmenselijke immigratiewetgeving, de terreur van ‘terrorismebestrijding’ – kortom, over de asymmetrie van machtsverhoudingen – en, jawel, de liefde en de dood. Het boek is, mocht je menen het nodig te hebben, ook te zien als een spoedcursus, ‘Van Wopke naar Woke Hoekstra’.
De roman in drie delen begint met ‘Folly’, een deel over Mary-Alice, die zichzelf liever Alice noemt. Alice is een jonge vrouw in New York, redacteur, zo rond de eeuwwisseling, en komt in het park in contact met een oudere man, een succesvolle schrijver, Ezra Blazer. En meteen gaat het over de machtsverhouding tussen de twee; hij gevestigd, beroemd, zelfs, rijk, zij zoekende, onbekend, armlastig. En als hij voorstelt bij hem af te spreken, te gaan wandelen of op een andere dag te gaan wandelen, zegt zij: bij jou. En als hij zegt: heel goed, halfvijf? Zegt zij, ja. En dan zegt ze: Weet je wat? Vijf uur.
Een constant licht, zelfs grappig spel dus, maar elk spel – anders is het geen spel – kent elke ronde opnieuw winnaars en verliezers. Soms gaat iemand in dezelfde ronde van winnaar naar verliezer. Dit deel van het boek gaat over een jonge vrouw en oudere man, over het ontluiken van het ene en de onttakeling van een ander leven. Soms heeft het boek hier iets weg van ouderenzorg, en anders interesseren hun gesprekken over de Irak-oorlog je wellicht vanuit het oogpunt van veiligheid. De twee hebben een doorlopende discussie of je kunt schrijven over wat je kent of je juist kunt verplaatsen in iets of iemand anders. Als je niet schrijft over wat je kent, of, anders gezegd, als je schrijft over wat je niet kent, kan dat niet overtuigend zijn.
Tegenwoordig ben ik voor mezelf kamp Blazer: ik schrijf – voorlopig nog? – over wat ik ken omdat ik het ben. Maar Halliday liet me zien dat wat ík doe niet voor elke schrijver hoeft te gelden. Want in het tweede gedeelte, ‘Madness’ wordt Amar Jafaari, een Amerikaanse staatsburger van Irakese-Koerdische komaf, op Heathrow apart genomen en ondervraagd over zijn bestemming, Irak, waar zijn broer, een dokter, is verdwenen. The proof is in the pudding. Hoe kan een witte vrouw uit Medfield, Massachusetts, zo’n bewustzijn geven aan haar boek – het bewustzijn van een zwarte man met wortels in het Midden-Oosten? Als zij het kan, dan moeten wij corpsballen ons wellicht ook in anderen kunnen verplaatsen, Wopke. Zodat we een idee krijgen over iets basaals als, ik noem maar wat, mensenrechten, in plaats van mannelijke privileges.
Het eerste gedeelte is ook interessant in het licht van de #metoo-beweging, die in 2017 eindelijk op stoom kwam. Een roman schrijven is natuurlijk een klus van jaren en toen Asymmetry in 2018 verscheen, stond de romance uit het eerste deel ineens middenin het maatschappelijk debat. ‘Hij wilde de mensheid kennen en weerspiegelen, niet veranderen of er een moreel project van maken,’ zei Halliday over Philip Roth, op wie zij haar personage Blazer heeft gebaseerd. Het geldt ook voor haar fictieve personage. Toch ontkomt de lezer er niet aan zelf een oordeel te vormen over wat er op papier plaatsvindt.
In het tweede deel, en dit is het werkelijke kunststuk van de roman, verplaatst Halliday haar vertelling naar een detentieruimte van de douane en immigratie op een groot Europees vliegveld, omdat de autoriteiten aldaar Jafaari niet vertrouwen. Als hij het land binnen mag, zo vrezen ze, verdwijnt hij wellicht in de ‘illegaliteit’. Terwijl hij wordt ondervraagd en wacht, lang wacht, haalt Jafaari herinneringen op aan zijn leven in Amerika en zijn familie in Irak. Dit stuk, geschreven vanuit het bewustzijn van de jonge, pas gepromoveerde econoom, overtuigt net zo sterk als het eerste deel. Het is of Halliday wil bewijzen dat je niet hoeft te (be)schrijven wat je bent. Dat het belang van iets ontstaat door hoe goed je het doet. Zoals gezegd, het geeft de (schrijvende) burger moed. Als zij het kan, dan kan ik het ook. En jij. En toch stemt het ook verdrietig, want wat Halliday wel lukt, een ander kennen en snappen, lukt haar personages niet.