Wie je denkt dat je bent
Joanna had het als achtergrond van haar telefoon sinds de eerste dag van haar master: If you're the smartest person in the room - find another room!
Vandaag was haar eerste dag in die other room. Vanuit de bus in de snelweg zag het Calico Space Exploration Centre er niet indrukwekkend uit. Een cluster lage gebouwen, net buiten de stad. Het had een middelbare school kunnen zijn, of een ziekenhuis. Joanna stak haar handen tussen haar knieën van opwinding. Ze kende dit. Dit was de double bluff van wetenschappers die zulk baanbrekend werk deden dat ze het niet hoefden te verkopen met sexy logo's.
De mensen die ze zag tijdens de rondleiding voor nieuwe medewerkers waren op diezelfde manier onindrukwekkend - metalshirts, kortmouwige witte overhemden, shirts die in bergsportwinkels als stijlvol werden verkocht. Geen van hen had een academische titel op hun naambordje staan. De dr. werd verondersteld geacht.
Al deze mensen hadden rijk kunnen worden als ze in de commerciële sector waren gaan werken. En niet rijtjeshuis-en-een-labrador rijk: ambachtelijke-whiskystokerij-in-je-kelder rijk. Wat al die mensen hier bracht was het verlangen naar another room. En sinds die ochtend had Joanna een werknemerspasje dat de deur naar die kamer geruisloos voor haar opende.
Het Calico Space Exploration Centre bracht mensen naar Mars. Nadat de SpaceX kolonie grotesk ten onder was gegaan – de livestream kon nog steeds niet ongecensureerd op televisie worden vertoond – was er een tweede missie opgezet door een internationale coalitie. De stad op Mars draaide nu al een paar jaar zo voorspoedig dat de meeste mensen hem weer vergeten waren.
Al het menselijk transport naar Mars ging via CPEC. Het centrum was opgezet met een simpel idee: wat als we raketten helemaal achterwege laten? Teleportatie was nooit theoretisch onmogelijk geweest. De bottleneck was het scannen van elk molecuul in een menselijk lichaam. De doorbraak kwam van Hayden-Isaaks, een neuroloog en een theoretisch natuurkundige. Hun artikel was zo beroemd geworden dat Joanna alleen maar hun namen hoefde te noemen om duidelijk te maken wat ze bedoelde.
Het artikel begon met de observatie dat het brein een kaart bevat van het lichaam. Op die kaart staat hoe groot alle lichaamsdelen zijn en hoe ze tot elkaar in verhouding staat. Dat is hoe je met je ogen dicht het puntje van je neus kan aanraken. Als je die informatie kunt scannen en versturen, postuleerden Hayden-Isaaks, kun je daarmee iemand op een andere locatie weer opbouwen. Nogal een vooruitgang na de eerdere theoretische limiet van zeventien jaar scantijd en de benodigde energieoutput van 178 gram plutonium.
Paul, de rondleider hield halt bij een luchtsluis. ‘Stofpakken aan!’ In Joanna's oude lab was er één clean room. Hier werd een hele vleugel stofvrij gehouden. De groep hees zich in de forensisch witte pakken.
Een jonge man worstelde met een broekspijp. ‘Gaat ie lekker, Harvard?’ riep Paul, hard genoeg zodat de hele groep het kon horen. Hij keek grijnzend hoe de man zich het pak in wurmde.
Door een hoge gang liepen ze naar de teleportatiekamer. Boven hun hoofden stroomde vloeibaar stikstof waarmee de computers werden gekoeld. De twee mensen die voor Joanna liepen hadden het over een project waarbij onbemande ruimtevaartuigen teleportatiemachines naar asteroïden konden brengen. Mijnwerkers konden dan op aarde naar hun werk gaan. ‘Het forenzen van de toekomst!’ Het klonk als een zin uit een grant proposal.
Achter haar klaagden twee mensen over de uitslag van de uitgebreide psychologische evaluatie die elke nieuwe medewerker moest doen. ‘Die dingen zijn nauwelijks wetenschappelijk, dat weet iedereen.’ De vergelijking met horoscopen werd gemaakt. Een van de twee leek echt gekwetst dat hij volgens de test niet op het autismespectrum zat.
Ze hielden halt. Vanachter twee enorme stalen deuren klonk een enorm geluid. Het was diep en schel tegelijk, als dat van een trompetterende olifant.
‘Ze zijn vroeg vandaag,’ zei de rondleider. Met één hand in zijn zak trok hij de deur open, die minstens veertig centimeter dik was.
Fotografie was ten strengste verboden hier. Joanna kende de machine waar ze mee ging werken alleen van bouwtekeningen. Daarop leek het op een telefooncel met een boel draden eruit. In deze kamer zag ze alleen de draden. Een enkele lijn op de tekening was hier een samengebonden cluster kabels, die in de grond, de muur of het plafond verdween. De cel kon ze alleen zien door te zoeken waar alle draden convergeerden.
Op een console begonnen lampjes te knipperen. Stoelen werden aangeschoven. ‘Begin 18-C!’ riep iemand met een Indiaas accent over de intercom. De groep nieuwkomers herschikte zich op lengte, zodat iedereen kon zien wat er gebeurde.
Met een knisperend geluid, als cellofaan, ging de deur open. Er kwam een mevrouwtje tevoorschijn.
Ze was rommelig, maar op een andere manier dan de wetenschappers. Al haar kleren waren net tien jaar uit de mode.
Ze hoestte hard in haar vuist. ‘Dat was net op tijd, jongens. Er kwam een stofstorm aan.’
Iemand in een stofpak rende naar haar toe en sprayde een kleurloze vloeistof over haar heen.
‘Hoi Harold,’ zei ze moe.
Harold stak een hand op en rende toen weer weg.
Het mevrouwtje kuchte nog eens en keek toen naar de groep. ‘Hee allemaal! Ik ben Corrie. Leuk jullie te ontmoeten.’
De groep stak langzaam hun handen omhoog, alsof ze voor het eerst een alien zagen.
Corrie gaf haar rugzak aan de wetenschappers en ging op een klapstoel zitten. ‘Zo. He he.’ Ze hijgde een beetje. Harold kwam naar haar toe met een e-sigaret. Ze blies de waterdamp recht omhoog, naar een van de enorme ventilatoren in het plafond.
De rondleiding eindigde in de kantine. ‘Zijn er nog vragen?’
Joanna stak haar hand op. ‘De mevrouw die we net zagen in de teleportatiekamer. Wat voor onderzoek doet zij?’
‘Wie, Corrie? Die doet geen onderzoek.’
‘Wat is – welke functie heeft ze precies binnen dit centrum?’
‘Tot voor kort was ze een van de schoonmakers.’
Joanna stak haar hand weer op.
‘Als je me op lunch trakteert vertel ik je het hele verhaal.’