In juli 2021 verscheen het onderzoek Slavernij en de stad Utrecht waaruit de wijdvertakte betrokkenheid van de stad bij de slavenhandel en slavernij bleek. Ook was er een hoofdstuk gewijd aan Belle van Zuylen, de naamgever van de lezing waarmee het ILFU vandaag van start gaat. De onderzoekers toonden in hun onderzoek aan dat Van Zuylen leefde van familiekapitaal dat voor een groot deel was belegd in koloniale ondernemingen waar slavernij aan de orde van de dag was. Bovendien zou Van Zuylen zich niet kritisch over de slavernij hebben geuit. Literatuurwetenschapper Christiane Solte-Gresser deed twee jaar geleden al onderzoek naar de roman Drie vrouwen, waarin Van Zuylen de koloniale thematiek aan de orde stelt, onder meer in het hoofdstuk Het verhaal van Constance. Solte-Gresser: "Dat leidt tot een belangrijk probleem dat een grote sociaal-politieke en morele actualiteit heeft, namelijk de kwestie van materiële en symbolische schadeloosstelling. Met haar uit de koloniën meegenomen vermogen kan Constance niet meer naïef en zonder scrupules omgaan, aangezien ze weet heeft van het bloed dat eraan kleeft. Het verleden reikt onverbiddelijk tot in het heden, het eigen gedrag kan, zoals wordt gezegd, ook ongewild en zelfs onbewust ‘de meest afschuwelijke gevolgen’ bewerkstelligen."
Sporen van slavernij in Belle van Zuylens Geschiedenis van Constance
Christiane Solte-Gresser
Vertaald uit het Duits door Jaap van Vredendaal en uit het Frans door Rudi Wester
Ter inleiding: revolutie – slavernij – vertellen
In 1795, kort na de Franse Revolutie, begint Belle van Zuylen (of Isabelle de Charrière, zoals ze na haar huwelijk heette) aan een romanproject dat in menig opzicht interessant én actueel is.
In de roman Trois femmes (Drie vrouwen) draait het om de idealen van de Franse Revolutie, dat wil zeggen: om de vrijheden, grenzen en plichten van een verlicht humanisme. De roman werpt de vraag op of deze idealen betrekking hebben op zowel mannen als vrouwen en of ze in gelijke mate gelden voor Europese burgers en Caraïbische slaven. Het gaat ook om grenzen en het overschrijden van grenzen: om vluchten, om asiel en om de daarmee gepaard gaande culturele conflicten en kwesties van nationale, politieke, seksuele en taalkundige identiteit. De grenzen die worden verkend en besproken liggen tussen Frankrijk en Duitsland, maar ook tussen Europa en het Caraïbisch gebied. De gebeurtenissen spelen zich echter niet af in Haïti, zoals in de literatuur van die tijd vaak het geval was, maar op Martinique, vooral in de stad St. Pierre en op de naburige suikerrietplantages. Daarbij zijn het niet alleen mensen die zich verplaatsen, ook brieven en ideeën circuleren voortdurend, wat een typisch kenmerk is van de roman uit de late Verlichting. Het zijn echter vooral de personages, hun onderlinge betrekkingen en de daarmee samenhangende vertelsituatie die de roman en het vervolg daarop maken tot een plaats van intensief debat over verlichte ideeën.
Opmerkelijk is ook dat literatuur en literaire kennis een centrale plaats in het verhaal innemen. De roman gaat niet alleen over boeken en het lezen van boeken, maar de personages werken bijvoorbeeld ook gezamenlijk aan een lexicon, een ‘woordenboek op het gebied van politiek, zeden en platteland’, dat deel uitmaakt van een omvangrijk pedagogisch project, gericht op sociale hervormingen, en op zijn beurt een onderdeel is van de roman. Omdat men pas net begonnen is met het lexicon, worden ook andere personages gevraagd om mee te schrijven en mee te discussiëren – een uitnodiging die zich daarmee ook richt tot de lezers van de tekst. Het is een uiterst expliciete enscenering van literatuur als plaats van collectieve kennis die binnen een grensoverschrijdend netwerk wordt opgedaan.
Trois femmes creëert en weerspiegelt bovendien wezenlijke functies van het vertellen van verhalen, een aspect dat met name voor het slavernijdebat relevant is: het vertellen van persoonlijke levenservaringen, levenscrises en levensgeschiedenissen. Doel van dit artikel is na te gaan hoe het gesprekken-voeren, het zijn-stem-laten horen en de soms pijnlijke confrontatie met de eigen geschiedenis in de roman tot verhaal worden geconstrueerd. Daarbij staan drie vragen centraal: Op welke wijze hangt de behandeling van de slavernij samen met het gekozen vertelperspectief en vertelniveau? In hoeverre is de geschiedenis van Fransen die vanwege de revolutie naar andere Europese landen zijn gevlucht verbonden met de slavernij in de Caraïben? Welke consequenties trekken de personages daaruit als het gaat om hun zelfbeeld en wereldbeeld? De nu volgende bespiegelingen gaan uit van de hypothese dat de roman kan worden beschouwd als een verhaal uit de Verlichting over het overdragen van kennis door vertellen. Juist met betrekking tot de slavernijthematiek breekt de roman in de context van een publiek-politiek Verlichtingsdiscours een lans voor kennis door persoonlijke ervaring. Daarmee wordt invulling gegeven aan het ‘weten van de literatuur’, dat Roland Borgards onderscheidt van het ‘weten in de literatuur’ en de ‘wetenschap als literatuur’. Uiteindelijk is het ook de bedoeling inzichtelijk te maken hoe de tekst als een specifieke vorm van wereldliteratuur kan worden gelezen, waarbij ‘wereld’ staat voor ‘leefwereld’.
Om te beginnen moet worden opgemerkt dat deze roman van Belle van Zuylen hoogstens indirect gaat over een ‘echte’ slavenopstand zoals de bekende historische opstand in Haïti. De sociaal-politieke bespiegelingen van de personages hebben echter wel degelijk betrekking op specifieke historische conflicten, zoals de conflicten tussen plantagebezitters, handelaren en slaafgemaakte arbeiders die in de late jaren tachtig van de achttiende eeuw met name op Martinique het karakter aannamen van een burgeroorlog. In eerste instantie verhaalt de auteur in haar romanvervolg echter over een kleine, in zekere zin persoonlijke opstand van een tot slaaf gemaakte vrouw: In de ‘Histoire de Constance’ probeert de slavin Bianca haar meester met een mes dood te steken. Ze wordt aangeklaagd wegens poging tot moord en onmiddellijk daarna terechtgesteld. De impact van deze gebeurtenis kan echter alleen worden begrepen wanneer preciezer wordt nagegaan op welke wijze en op welk niveau dit wordt verteld en welke rol het personage Bianca in het totale romanproject inneemt.
Centraal in deze slavengeschiedenis staat namelijk niet zozeer de gebeurtenis zelf. Ook gaat het nauwelijks om de onvrije status van Bianca. De tekst draait veeleer om de verwevenheid van individuele onwetendheid en schuld en de gevolgen van de gebeurtenis op de lange termijn, die ook voor de latere generaties nog merkbaar zijn. Dit hangt samen met de fundamentele literaire intentie van de auteur. Het doel van de roman, en dat geldt overigens voor het hele oeuvre van Belle van Zuylen, is het doorgronden van de vaak problematische grenzen tussen theorie en praktijk door systematisch de marges tussen abstract, filosofisch en sociaal-politiek denken en persoonlijke ervaring te verkennen.
Drie vrouwen, Vervolg op Drie vrouwen, Geschiedenis van Constance: het romanproject
Het romanproject van Belle van Zuylen heeft een complexe structuur, waardoor de slavernijthematiek die erin verwerkt is gemakkelijk over het hoofd kan worden gezien. De eigenlijke roman Trois femmes bestaat uit twee delen en wordt verteld op drie niveaus. In het tweede deel (Seconde partie) wordt het verhaal voortgezet in briefvorm. Daarop sluit dan het vervolg aan met de titel Suite des Trois femmes, dat behalve uiteenzettingen over literatuur en politiek ook de door twee stemmen vertelde ‘Histoire de Constance’ bevat. De auteur presenteert hier dus een verhaal met diverse lagen, waarin verschillende stemmen met elkaar worden verstrengeld. De afzonderlijke niveaus worden bovendien met elkaar verbonden door parallelle verhaallijnen, symmetrie in de relaties tussen personages en terugkerende motieven. De eerste twee delen van de roman worden in 1795 in eerste instantie gepubliceerd in een Duitse vertaling door een uitgever in Leipzig. Later verschijnt de oorspronkelijk Franstalige roman bij een Zwitserse uitgeverij, maar wel in een versie die tegen de wil van de schrijfster duidelijk is ontdaan van haar politiek en moreel scherpe kanten. De Suite des Trois femmes daarentegen, die Belle van Zuylen kennelijk tussen 1795 en 1799 heeft geschreven, blijft tweehonderd jaar lang ongepubliceerd totdat dit vervolg uiteindelijk in de jaren tachtig van de twintigste eeuw een plaats krijgt in de tiendelige Nederlands-Zwitserse uitgave van de verzamelde werken. Nog steeds geniet deze tekst maar weinig bekendheid.
Het ontstaan van Trois femmes kan niet los worden gezien van de toenmalige discussies rond het vraagstuk van de plicht, die Immanuel Kant met zijn Kritiek van de praktische rede had aangezwengeld. In de literaire salons wordt vooral gediscussieerd over Kants categorische imperatief en precies dat principe vormt het vertrekpunt en het kader van de roman. De vertelde gebeurtenis is namelijk ingebed in een filosofisch salongesprek tussen een Kantiaan, een Duitse barones, een theoloog en de Abbé de la Tour, die de aanwezigen informeert over de migratiegeschiedenis van de drie vrouwen die tijdens het Schrikbewind van Frankrijk naar Duitsland vluchten. Zoals Belle van Zuylen zelf zegt, wil zij met de roman Kants morele wet op de proef stellen, omdat zij de categorische imperatief uiteindelijk te abstract, te wereldvreemd en te absoluut vindt en daardoor niet verenigbaar met de praktische realiteit van het leven.
Het is haar in Trois femmes te doen om het integreren van ethische vraagstukken in het dagelijkse leven van de drie in ballingschap levende vrouwen, die met heel concrete morele problemen worden geconfronteerd. Ze heeft, zo schrijft Belle van Zuylen in een brief aan Chambrier d’Oleyres van 13 oktober 1797, ‘een kleine verhandeling over de plicht’ geschreven,
'die in een daad omgezet wordt of veeleer duidelijker wordt door een daad. We pretenderen zeker geen voorbeelden ter navolging te geven, maar alleen maar vergeeflijke onvolkomenheden en zwakheden te laten zien die niet verenigbaar zijn met een idee of een gevoel van plicht en deugdzaamheid bij de persoon die eraan schuldig is of ervan beschuldigd kan worden.'
Hoofdpersonen in het verhaal van de Abbé zijn de onervaren en wat preutse Emilie, een aristocratisch weeskind, haar praktisch ingestelde, edelmoedige kamenier Joséphine en Constance, een weduwe die een schat aan levenservaring, een aanzienlijk vermogen en veel empathie bezit. Zij vinden asiel in een dorp in Westfalen, waar zij steeds meer integreren met de plaatselijke bevolking. De Abbé de la Tour, de verteller van de roman, was in dit Westfaalse dorp lange tijd te gast en doet de aanwezigen in de salon nu verslag van zijn ervaringen aldaar, bijvoorbeeld hoe de kleine dorpsgemeenschap geleidelijk steeds groter wordt, totdat er ten slotte een gemeenschappelijk, op sociale hervorming gericht onderwijsproject ontstaat.