Waar is toch iedereen, vroeg de Italiaanse natuurkundige Fermi zich vorige eeuw af. Hij berekende de aannemelijke hoeveelheid andere beschavingen in de uitgestrektheid van de kosmos en zijn grove schatting was dat voor iedere korrel zand op aarde zo ongeveer honderd andere aardes zouden moeten bestaan. Maar als dat dus zo is, vroeg meneer Fermi zich af, waar is dan iedereen? Waarom horen we nooit iets van ze? Dit wordt de Fermi-paradox genoemd.
Nog een funfact: 2 november 2000 was de laatste dag dat alle mensen samen op de planeet waren - want sindsdien zijn er altijd minstens twee mensen aan boord van het ISS geweest.
Er bestaat een poster met daarop alle weken uit je leven, een A0-formaat vol grijze vakjes, genoeg voor een royale negentig jaar leven in weken. Ieder vakje is een week, het lijkt een grauwe zee van weken, maar als je beter kijkt zie je dat iedere afzonderlijke week een wezenlijk blokje levenstijd uitmaakt. Je kunt de week waar je je nu bevindt aanraken met je vinger, je kunt er een cirkeltje omheen zetten en de voorbije week kun je doorkruisen. Met die oogopslag wegen de weken ineens zwaarder, zijn ze plotsklaps waardevoller.
Ik bestel drie posters, eentje voor mezelf en twee om uit te delen. Ik vertel er meteen over aan mijn beste vriendin, met het idee om haar ook een poster te geven. Wat ziek! roept ze uit, wat verschrikkelijk, zijn er echt mensen die zoiets ophangen?
Zo had ik er nog niet over nagedacht, ja, zo kun je het ook zien.
Alles doe je op een dag voor het laatst. Alleen in tegenstelling tot eerste keren, die vaak in je systeem worden gegroefd, gegrift, gebrandmerkt, al dan niet heuglijk, glippen laatste keren vaak als fijn zacht zand tussen je vingers door. De meeste laatste keren beleef je niet bewust. De laatste keer dat ik de vader van mijn kind zoende - opgegaan in rook. De laatste keer dat mijn dochter op schoot met haar hoofd onder mijn kin paste - opgegaan in al die andere achteloze keren. De allerlaatste keer dat ze door de kamer kroop - weg.
Mama, zei mijn dochter van drie laatst. Ik heb zin in iets. Waar heb je zin in, vroeg ik, en liep al gedachteloos naar de voorraadkast. Dat weet ik niet mama, maar ik wil het zo graag.
Dat is, in minder dan tien woorden van een peuter, zo ongeveer de menselijke staat van zijn samengevat. Een verlangen naar iets waarvan je niet precies weet wat het is, je voelt vooral dat onbestemde hunkeren. Heimwee naar een plek waar je nooit geweest bent, terugverlangen naar een tijd waarin je nooit geleefd hebt, iets willen wat je eigenlijk nog helemaal niet kent. Voor dat gevoel bestaat ook nog geen naam, het zou misschien iets weghebben van noorwee, heimlust.
Er is een prachtig boekje getiteld Dictionary of Obscure Sorrows, waarin aan dit soort gevoelens een naam wordt gegeven. Een paar van mijn lievelingen: Aftersome - dat je verbaasd terugkijkt op de bizarre reeks van gebeurtenissen die samen hebben geleid tot precies de plek waar je nu bent. Sonder - de realisatie dat iedere willekeurige voorbijganger een leven leeft dat even complex en mysterieus is als dat van jezelf. Ringlorn - de wens dat de moderne wereld maar net zo episch aanvoelde als de wereld zoals die in oude verhalen en folklore werd weergegeven. Door een naam bestaat zo’n gevoel of fenomeen dan ineens, zodra je het uitspreekt mag het er zijn, soms is taal misschien wel de allerbeste schuilplaats. Als voor een bepaald gevoel nog geen naam bestaat zijn die gevoelens ook moeilijk te vatten, net als met geuren.
Er zijn eindeloos veel geuren waar geen naam voor bestaat, je kunt ze slechts construeren met een samenraapsel van woorden die andere geuren beschrijven, naastgelegen geuren, maar het komt nooit écht in de buurt van die werkelijke geur. Zoals de Inuit vele woorden voor sneeuw hebben zouden wij oneindig veel woorden voor de geur van gras moeten hebben. De geur van vers gemaaid groen gras. Dor bruin gras dat stoft in de nazomerzon. Glooiende grasvelden in de herfst met drupjes dauw aan de punten van de sprietjes. Sprietjes met daarop een klein deinend spinnetje. We zouden honderden namen voor alle geuren van gras moeten hebben.
Soms is het goed om de zaken in cijfers uit te drukken. Als je, zoals ik bijvoorbeeld, gemiddeld veertig boeken per jaar leest, en als je, zoals ik, denkt dat je zeker 85 zult worden in goede mentale gezondheid, dan heb je nog maximaal 1.800 boeken om te kunnen lezen. Dat is angstaanjagend weinig. Helemaal als je bedenkt dat poëzie en korte verhalen en non-fictie en biografieën allemaal van die nog-maar-1.800-boeken-leestijd af gaan. En dat de lijst zonder oponthoud aangevuld zal blijven worden. Mijn voorzichtige gok is dat er wereldwijd iedere week wel minstens één boek verschijnt dat op zijn allerminst de moeite van het lezen waard is. Dus alleen met nieuw te verschijnen boeken zou je je volledige leesleven al kunnen vullen. Een tergende gedachte, want dan moet je alle klassiekers dus volledig overslaan! Ik heb meer leestijd nodig, zo veel meer levenstijd!