‘Twintig slavinken,’ zegt Herald.
De slager zoekt vlug naar een papieren zakje.
‘En een kilo speklappen, met zwoerd.’
De slagerij is verder leeg, de witte tegeltjes aan de muren zijn vanochtend nog opgepoetst en blinken in het zonlicht dat binnenvalt. Het vlees glimt net zo hard, sommige stukken hebben zelfs een groenige parelmoeren glans gekregen. Herald tuurt door de vitrine.
‘Dertig saucijsjes, dat heb ik altijd zo’n leuk woord gevonden.’
‘Merie,’ roept de slager.
Een meisje steekt haar hoofd prompt tussen het metalen vliegengordijn van de achterdeur. Zonder iets te zeggen trekt ze zwarte schaaltjes uit de toonbank, ze stalt ze één voor één netjes uit. Daarbovenop legt ze absorberende vellen die het vocht en bloed uit het lekkende vlees moet opvangen. Herald beweegt vrolijk mee met zijn hoofd bij ieder schaaltje dat het meisje neerzet.
‘Anders nog iets?’ vraagt de slager.
‘O, ik was even helemaal niet aan het opletten.’
Herald richt zijn blik weer op de vitrine.
‘Anderhalve pond ossenworst, zo’n groot bakje vol kalfsniertjes en vierentwintig tartaartjes.’
Herald trekt zijn lippen omhoog, zijn bovenlip raakt haast zijn neus, zijn gezicht krimpt inéén.
‘En doe maar alle konijnen.’
In de hoek liggen vijf gevilde exemplaren, hun ogen puilen uit.
‘Hebben jullie ook piepkuikens?’
‘Merie, kijk jij eens.’
Haar stappen maken geen geluid.
‘Jawel,’ klinkt zachtjes van achteren.
‘Ah.’
Herald klapt in zijn handen.
‘Hoeveel had u er gewild?’
‘De vraag zou moeten zijn: hoeveel heeft u er?’
‘Hoeveel zijn het er?’ roept de slager.
Merie telt stilletjes en dan ineens zeer luid: ‘achtendertig.’
‘Verkocht!’
De slager kan het speeksel in zijn mondhoeken niet meer verbergen, het water liep hem al in de mond toen Herald zijn winkel binnenstapte. Want dit is niet zijn eerste keer. Iedere woensdag komt Herald met een gigantische bestelling die hij ter plekke lijkt te bedenken. Er zijn meer dan vier grote boodschappentassen nodig om alles in te vervoeren.
‘Nog iets anders?’ vraagt de slager.
Op dinsdag bestelt hij extra veel om zijn beste klant niet teleur te stellen.
‘Het grootste stuk fricandeau dat u heeft.’
Met moeite tilt de slager een lomp stuk vlees uit de vitrine en laat het op de weegschaal knallen.
‘Drie pond schoon aan de haak.’
Beide mannen hadden Merie niet horen terugkomen, ze houdt een doorzichtige zak in de lucht.
‘Uw piepkuikens, meneer.’
Ze zet ze op de toonbank en trekt haar blauwe haarnetje recht.