Er bestaan te weinig gele stiften voor de boeken van Roos van Rijswijk.
‘Mensen, meisjes die op mij leken, bestormden pleinen, bezetten panden, hielden leuzen in de lucht omdat ze tegen waren, tegen de bom, tegen de metro die ze tien jaar later naar hun werk namen’ – uit Onheilig, haar debuutroman.
In de loop van de zinnen, de loop van het verhaal, stopt ze steeds een kanteling, waardoor je niet alleen anders naar de woorden kijkt, maar ook naar de mensen in de wereld die alleen op de oppervlakte zo op de onze lijkt.
Na het lezen van Onheilig, raad ik je aan om door te snellen naar haar verhalenbundel De dwaler. Na het lezen kijk je net wat langer naar de bejaarde man wiens wollen jas een klein beetje openhangt. Misschien steekt er wel een verenpak onderuit.
Onlangs liet Rijswijk weten dat ze na drie jaar schrijven een roman in de maak heeft opgegeven en bij de vuilnis heeft gezet. Tot er iets nieuws is, zoek ik tussen haar aardappelschillen en koffiedik, in de hoop nog wat van de weggegooide zinnen te vinden.